Montessori

Een werkstuk over het onderwijs en Maria

Inhoudsopgave

Inleiding *

Maria Montessori *

De Methode *

Voortgezet Montessori Onderwijs *

Het Haags Montessori Lyceum *

Het gebouw *

Omgang van kinderen en leerlingen *

Bron vermelding *

Montessori

Een werkstuk over het onderwijs en Maria

Liouwe Homme de Jong

Leiden, 1 april 2001.

Inleiding

Ik heb een werkstuk over Maria Montessori geschreven, omdat ik wat meer informatie wou hebben over haar en haar methode, omdat ik naar een Montessori school ga.

De Montessori methode is een methode van les geven ze werken niet klassikaal maar alleen of in groepjes met elkaar.

Maria heeft in Rome gewoond en gestudeerd en zij was de eerste vrouwelijke dokter in Italië.

Ze is in 1952 overleden en begraven te Noordwijk.

 

Maria Montessori

Maria Montessori is in 1870 geboren in het zuiden van Italië. Er was in die tijd niet veel aandacht voor het onderwijs. Scholen waren donker, overvol en er werd weinig geleerd. Leraren werden slecht betaald, en er gingen weinig kinderen naar school. Het gezin van Montessori was een rijk gezin. Vader Alessandro Montessori was rijksambtenaar, moeder Renilde Montessori was een hoog ontwikkelde vrouw voor die tijd van goede afkomst. In 1875 werd Alessandro over geplaatst naar Rome. Daar ging Maria naar de basisschool. Ze wilde gaan studeren daar stemde alleen haar moeder mee in. Die tijd was dat bijzonder. Ze ging eerst naar de middelbare school. Ze besloot om medicijnen te gaan studeren. Maria was in 1896 de eerste vrouwelijke arts. Maria was geen pedagoog (een pedagoog is een opvoedkundige). De belangstelling voor opvoeden ontstond, toen ze als medische assistent in de kliniek van de universiteit werkte. Waar ze met zwakzinnige kinderen werkt. Kinderen in een inrichting hadden een verwilderde indruk. Maria zocht naar wegen om de kinderen te helpen. Maria werkte twee jaar in Rome volgens de methoden van Séguin en zijn voorganger Itard. Séguin en Itard gaven in hun methode aan dat het belangrijk was om meer met zintuigen en bewegen te doen. Ze verrichte onderzoek naar het werk van Séguin en Itard. Ze bezocht instellingen in Parijs waar ze volgens de methode van Séguin en Itard werkte, en ging er aan werken om het nog beter te maken in Italië. Om haar onderzoeken beter te doen, studeerde ze ernaast nog filosofie en pedagogie. In deze periode ontwikkelde ze een paar latere Montessori-materialen.

Séguin had zijn opvolgers opdracht gegeven om de methode ook bij ‘normale’ kinderen te gebruiken. Maria liet het verstandelijk gehandicapten onderwijs voor wat het was. Maria vond dat het gewone onderwijssysteem zeer slecht in Italië. Ze ging in 1907 met gewone kinderen werken. De ‘Vereniging voor Goede Huisvestiging’ bezat een paar huizenblokken in de armenwijk San Lorenzo in Rome. Het doel van de vereniging was om het leven van de bewoner te verbeteren. Er ging veel aandacht uit naar een schone en nette omgeving. De kinderen van drie tot zeven waren een probleem, want die vielen buiten de leerplicht en als hun ouders werkten zwierven ze rond. Eigenlijk zouden ze in één kamer moeten worden opgevangen en daar onder leiding van een onderwijzeres gezet. Maria werd de eerste leidster van zo’n dagverblijf. In 1907 werd het eerste kinderhuis geopend die heette ‘Casa di Bambini’ (in het Nederlands heet het de kamer van de kinderen). Het was al snel populair en in korte tijd kwamen er nog drie Casa bij in Rome en Milaan. Regelmatig ging Maria naar het buitenland, meestal op uitnodiging om over haar methode te vertellen. Ze bracht bezoek aan: Amerika, Spanje en Engeland en in 1926 waren er in heel Europa en zelfs in Australië Montessorischolen. In 1934 verlaat Maria Italië, omdat Mussolini wilde ingrijpen in haar onderwijssysteem; met name wou hij schooluniformen invoeren. Dat kan Maria niet toelaten en zo verdween het Montessori onderwijs uit Italië. Ze verhuisde naar Barcelona waar ze in 1936 wordt verdreven door een burgeroorlog. In 1936 verhuisde ze naar Amsterdam en leidde een school in Laren. In 1939 vertrok ze op uitnodiging naar India. Vanwege de tweede wereldoorlog moest ze in India blijven. In zeven jaar heeft ze duizenden leraren in haar methode opgeleid. In 1946 ging ze terug naar Nederland.

In 1950 werd ze tot ridder in de orde van Oranje Nassau benoemd. Op 6 mei 1952 is Maria Montessori gestorven en is Noordwijk begraven.

De Methode

Maria Montessori maakte tussen 1898 en 1904, toen ze als arts voor verstandelijk gehandicapten werkte. In die tijd heeft ze één boek geschreven: ‘Pedagogie antropologie’. Later, in 1907 paste zij haar ideeën bij verwaarloosde kinderen toe uit de sloppen wijk in Rome. De resultaten waren zijn zo hoog dat er veel mensen uit anderen landen toestroomden. De methode die Maria bedacht was zo goed dat peuters urenlang geconcentreerd bleven werken. Ze breide haar methode uit tot de basisschool. Haar tweede boek dat in 1909 uitkwam was: De Montessori Methode. Een kind is actief en niet passief het is nieuwsgierig en leergierig en van nature wil het alles weten. In de eerste levensjaren is er enorme energie in het kind. Een kind heeft spontane belangstelling voor iets en het is de kunst van de leerkracht om het te zien.

Uit het boek ‘De methode’ wordt duidelijk waaraan ze haar succes te danken heeft Maria gaat niet van zich zelf uit of haar vastgeroeste ideeën, maar dat wat ze van kinderen ziet. Dit zijn twee voorbeelden die Maria in haar boek geeft:

Het kind gaat volkomen op in zijn spel: het vullen van een emmertje met zand. Op een gegeven ogenblik vindt de kindermeid dat het tijd is om naar huis te gaan. Maar het kind reageert niet op haar aanmaningen. De vrouw besluit in te grijpen, zet het kind in het wagentje, vult vervolgens zelf het emmertje met zand en zet dat bij het kind op schoot. Ze verwacht daar goed mee te doen, maar het kind zet het op een schreeuwen. Waarom? "Het kind wilde niet de volle emmer," concludeert Montessori. "Het wilde de werkzaamheden verrichten van het vullen.

Een ander voorbeeld gaat over een jongetje dat boomstammen rood kleurt. De onderwijzeres wil hem verbeteren, maar Maria voorkomt dat. "Hij neemt nog niet goed waar," zegt ze. "Dat komt nog wel. En," voegt ze eraan toe, "wij kunnen geen waarnemingen scheppen door te gebieden: neem waar! Dat kan alleen door de gelegenheid en de middelen te verstrekken om zelf waar te nemen." Met andere woorden: geef hem kleurpotloden, laat hem steeds weer bomen zien en op een dag zal hij uit zichzelf de juiste kleuren gebruiken.

Maria kijkt dus naar de belangstelling van het kind en speelt daar op in. Ze krijgt kinderen aan het werk omdat ze het leuk vinden en niet omdat de juf of meester dat wil.

Voortgezet Montessori Onderwijs

Later is Maria zich pas met de pubers bezig gaan houden. Op een Montessori congres in 1920 sprak ze voor het eerst in het openbaar over de opvoeding van pubers. Dat waren de kinderen van twaalf tot vijftien jaar. De jaren daarna bleven de plannen weg. Pas in 1935 en 1936 was ze met lezingen bezig over het opvoeden van kinderen in de middelbare schoolleeftijd. Deze ideeën werden het Erdkinderplan genoemd. In 1939 verscheen pas de eerste schriftelijke uitwerking hiervan. In de visie van Maria moet de sociale ontwikkeling van het kind op de voorgrond staan, in plaats van kennis.

Het Haags Montessori Lyceum

Ook in ons land zijn er scholen voor voortgezet onderwijs die de Montessori methode gebruiken. In Den Haag is het Haags Montessori Lyceum (HML). Je werkt niet met de hele klas. In de eerste twee jaar zit je met dezelfde kinderen en in het derde jaar wordt de klas gesplitst in twee klassen: één met kinderen met VMBO en de rest zit in de andere klas (HAVO en VWO). In het vierde jaar worden de kinderen met HAVO en VWO ook gesplitst. HAVO gaat twee jaar verder en VWO drie jaar. De lesuren zijn 70 minuten na de eerste twee lessen heb je een half uur pauze dan heb je weer een uurtje les en dan weer pauze van 1 of 2 uur.

Het gebouw

Het gebouw bestaat uit twee delen: de oud- en nieuwbouw. De oudbouw is volgens de Montessori principes gemaakt rond een centraal punt: de centrale hal. Er zijn ook nissen. Daar staan tafels en stoelen daar kun je werken. De centrale hal is ook een aula. In de nieuwbouw is de bibliotheek. Het HML is grotendeels open, de gevel is van glas. Het gebouw was iets om voor het HML te kiezen.

Omgang van kinderen en leerlingen

Je wordt goed geholpen met dingen die je niet snapt. De leerkrachten kun je gewoon bij hun voornaam noemen. Op het HML wordt in principe zelfstandig gewerkt. Er wordt wel opgelet waar je bent en of je niet achterloopt met je werk. Je moet je weken afstrepen en zo kan je leraar zien hoe ver je bent, met een vak.

Bron vermelding